Het was een heerlijke dag in de wijngaard. De zon scheen fel, en de warmte omhulde ons, de druiven, alsof we in een luxe spa lagen te bakken. Ik, een trotse Astoria-druif, was druk bezig met mijn dagelijkse routine: groeien, zwellen, en er sappig uitzien.
“Hey, Druif 274!” riep mijn buurman, Druif 309. We hadden geen namen, alleen nummers. Dat hield het lekker anoniem. “Hoe gaat het daar?” “Ach, je weet hoe het gaat,” antwoordde ik lui. “Zon, water, zon, wat meer water. Het leven van een druif, hè?” We lachten samen. Druif zijn in deze wijngaard was een luxe. We hingen hier gewoon een beetje rond, onze tijd afwachtend. Het was alsof we in een all-inclusive resort zaten, met onze wortels diep in de grond waar we alle voeding konden opzuigen die we maar wilden. Wat kon er nog beter zijn?
Nou, dat zou ik snel ontdekken.
Diezelfde middag begon er iets vreemds te gebeuren. De lucht begon te trillen van geluid, alsof er een invasie van een andere soort aankwam. In de verte hoorde ik het geruis van… mensen? En niet zomaar mensen—wijngaardwerkers met manden en scharen.
“Wat is er aan de hand?” vroeg Druif 309 bezorgd. “Geen idee,” antwoordde ik, “maar het ziet er niet goed uit.” De werkers kwamen dichterbij, en ik kon nu hun vastberaden blikken zien. Ze waren duidelijk ergens op uit… en ik had het vermoeden dat het niet goed zou aflopen voor mij en mijn druivenmaatjes. Plots voelde ik een stevige ruk aan mijn tros. Ik keek omlaag en zag een gigantische hand zich vastklampen aan onze stengel. “Wat doe je?!” riep ik, maar natuurlijk, mensen horen druiven niet. Ze plukken ons gewoon. Met een luide knip werd ik van mijn veilige stengel gescheiden en viel ik, samen met mijn trosgenoten, in een mand. Het voelde alsof mijn comfortabele hotelkamer plotseling was veranderd in een overvolle busrit.
“Dit is het dan,” zei Druif 309. “We zijn ten dode opgeschreven.” Maar ik was niet van plan om zonder slag of stoot te vertrekken. “Kom op, dit is vast een misverstand! Misschien brengen ze ons naar een betere plek.” De manden werden naar een groot gebouw gebracht—de pers. Ik begon me echt zorgen te maken toen ik het woord ‘pers’ hoorde. Druiven en persen gingen niet goed samen, dat wist ik zelfs als druif.
Binnen was het een gekkenhuis. Druiven werden overal heen gesleept, gemanipuleerd, en uiteindelijk… geplet. Het was een druivenmarathon van chaos. “Dit is het einde!” schreeuwde Druif 309 toen hij dichterbij de pers kwam. Maar voor ik iets kon zeggen, werd ik ook vastgegrepen en voelde ik een enorme druk.
Nou, ik kan je vertellen, het voelde niet lekker.
En toch, toen ik eenmaal in die grote stalen bak veranderde in het puurste druivensap, voelde ik een soort… vrede. Dit was niet het einde, besefte ik. Dit was slechts het begin. Ik was onderweg om deel uit te maken van iets groters. Astoria Prosecco. Dus hier zit ik nu, lekker te gisten, wachtend op mijn ultieme bestemming: een mooi champagneglas waar iemand op ons zou proosten. Misschien was het leven als druif toch niet zo slecht.
Het enige wat ik nu hoop, is dat die persoon weet hoe ze moeten genieten van een goed glas wijn. Want zeg nu zelf, dat heb ik wel verdiend. Proost!